dinsdag 19 januari 2010

.




ALLES  OF  NIETS

…Kort voordat de 53-jarige vrouw haar woning rusteloos verliet had ze in een spiegel naar zichzelf gekeken. Ze had een innemend, goedlachs en waakzaam gezicht gezien met een vleugje zelfspot. Maar ze had ook gezien dat één van haar oorhangers ontbrak. Ze was hierover erg ontdaan. Het waren niet zómaar oorhangers. Deze, had ze gekregen van een goede, zo niet beste, vriendin die ze al vanaf heel lang geleden, van school nog, kende. Ze besloot om de route die ze nog geen tien minuten geleden vanaf het Italiaanse restaurant naar huis had gelopen terug te gaan, om te zien of ze de zilveren oorhanger…

Het regende licht en het waaide wat. Naar de grond kijkend, zoekend, probeerde ze de looproute in omgekeerde volgorde te reconstrueren. Hier, bij de Parklaan, had ze schuin de straat overgestoken. Ze wist nog dat ze met de vrienden, het restaurant verlatend, in een grappige bui met alle vijf gearmd naast elkaar waren gaan lopen, het toeterende verkeer totaal negerend. En daar, op de brug over de Nieuwe Gracht, hadden ze daar niet getreuzeld bij dat leuke hondje? De 53-jarige vrouw liep verder. Haar oorhanger bleef vooralsnog onvindbaar. Ze liep nu in de Jansstraat, steeds omlaag kijkend, langs een kerk, langs het gerechtsgebouw, waar ze overstak, tot vlak bij het restaurant.

“Bent u kwijt iets?” Ze keek op. Voor haar stond de Italiaan uit het eethuis. De man met het Italo-aksent, die eerder die avond met zwierige gebaren het gezelschap vrienden een mooie plek in de eetgalerij had aangewezen. “Tutto o niente” had hij gezegd. De man hield tussen duim en wijsvinger een oorhanger van zilver. De 53-jarige vrouw keek hem verbaasd aan. “Daar ben ik juist naar op zoek,” zei ze, “wat toevallig.” “Ik niet geloof dat toevallig bestaat,” zei de charmante zuiderling, “heb jij zin om met mij te kletsen wat, en misschien te drinken wat?” Hij gaf haar de oorbel.

De 53-jarige vrouw dacht even na. In een flits zag ze haar leven voorbij schieten. De ups en downs. Het lachen. De gedichten. De vriendschap. Ze keek de man tegenover haar aan. Hij had guitige ogen. Eigenlijk nogal stout. De avond was nog jong. “Ja, daar heb ik wel zin in,” zei ze ferm en ze liep samen met hem langs de verbaasde kok en de obers die hun jassen al aan hadden, langs  de dikke boomstammen die in de eetgalerij stonden en door het plafond het licht opzochten, langs de mooie gemetselde bogen, tot achterin, waar het wat donkerder was, en waar nog maar één tafeltje was verlicht met twee kaarsen, met daarnaast een mooie fles met twee sierlijke glazen, gevuld met koele witte wijn uit Toscane… 

Glimlachend keek ze hem aan, legde haar hand op zijn arm en zei zacht: "alles of niets".


HK.
.