donderdag 12 januari 2012

.




BIJ DE MARINE


Een kazerne midden in de stad, dat was het Marine Etablissement Amsterdam, begin jaren zestig. Het terrein was toen groter dan nu; de aanleg van de IJ-tunnel heeft er vanaf 1963 heel wat van opgeslokt. 

Herfst 1961 kwam ik daar terecht om mijn dienstplicht te vervullen, en gelijktijdig het vak radio-radarmonteur te leren. Liever was ik thuis gebleven, maar helaas had men mij nodig om het land te verdedigen. Dat bleek overigens al meteen een misvatting te zijn, want reeds tijdens de schietopleiding met het schietgeweer Garand 7.62, was ik de enige die er in was geslaagd om vanaf 20 meter een vel papier van één meter in het vierkant, met een pop erop getekend, met GEEN van de acht kogels te raken… 

Op het Marine Etablissement bevond zich tussen de gebouwen van de radio-radarschool en de slaapzalen een groot exercitieterrein. Ongeveer 200 bij 150 meter. We moesten daar, om Volk en Vaderland te kunnen verdedigen, elke week een uur exerceren; marcheren in een peloton: 10 rijen van drie man, ook wel een bak genoemd. Het was nog een hele kunst om de exercitie-kommando’s die de sergeant ons toeriep goed en precies gelijk uit te voeren. ‘Links uit de flank, márs’; ‘rechts uit de flank, hált’; ‘rechtsomkéért’; ‘presenteer gewéér’, enzovoort. En dat alles met bepakking van bijna tien kilo en een geweer; maar we waren jong en sterk…


 Op een middag in december, moesten we weer eens marcheren. Het sneeuwde een beetje en het was aardig koud. De sergeant die ons kommandeerde was een luie bullebak die aan de zijkant van het enorme terrein onder een afdakje bleef schuilen terwijl hij ons de bevelen toeschreeuwde. Dat zette al meteen kwaad bloed bij ons, en mokkend voerden we zijn opdrachten uit. 

We waren zo al een half uur bezig toen we na wéér een kommando, nu in de breedte lopend, met drie rijen van 10 man naast elkaar, bij de sergeant vandaan marcheerden, richting de slaapgebouwen. Het sneeuwde intussen al wat harder, en de afstand tot de bevelvoerder werd steeds groter. Ik weet niet meer van wie het idee kwam, maar ineens zeiden we tegen elkaar dat we zouden gaan doen alsof we, vanwege de afstand, de bevelen niet meer konden horen, en gewoon zouden doormarcheren, richting gebouwen. En zo geschiedde. 

Terwijl we van grote afstand allerlei geschreeuwde opdrachten op ons af hoorden komen, bleven we met z’n allen doorlopen totdat we, uiteindelijk tegen de muur van de slaapzaal tot stilstand gekomen, links, rechts, links, rechts, dicht tegen elkaar aan doorstampten. Langslopende matrozen en ander personeel stonden intussen op een afstand lachend toe te kijken. 

De luie sergeant kwam nu vlug naar ons toegerend. Na een woedend ‘rechtsomkeert hált’ ging hij met een rood hoofd voor de troep staan en vroeg getergd wie dit had bedacht. Maar we hadden al afgesproken dat niemand iets zou zeggen, dus dat deden we dan ook niet. 

Uiteindelijk kostte het ons allen een weekend niet naar huis kunnen, en een week strafdienst: met volle bepakking een half uur in de looppas het terrein rondrennen. 

Maar we hádden gelachen. Geláchen dat we hebben…. Nu nóg steeds. 



HK.